met ‘Belofte en gelaat'(Ricoeur,Proust,Levinas) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ”Lezen is een soort handgemeen tussen lezer en boek’,zo vervolgt Ricoeur. ‘Het is een strijd. Niet een onderwerping,zoals in het geval van Don Quichot of Madame Bovary die zich volstrekt laten absorberen door de boeken die ze lezen. Het is een afstandelijke houding waarin ik leer de ruimte van mijn verbeelding te vèrgroten,alsof ik bepaalde rollen uitprobeer. Dat is een oefening in vrijheid en geeft aan mijn eigen levensovertuigingen een zekere soepelheid en groothartigheid. Door op deze manier andere wegen uit te proberen,scheppen we opnieuw ruimte om onze houding te overwegen.’ Toch keert het ik van de lezer uiteindelijk altijd weer naar zichzelf terug,zo benadrukt Ricoeur. ‘Ik moet mij er steeds van bewust blijven dat ik verschil van de personages in het boek. Er is altijd een moment van beslissing:hier sta ‘ik’. Dat is het moment van mijn verantwoordelijkheid die niet verward mag worden met de denkbeeldige ervaringen die ik in het boek beleef.’ Zo is de literatuur een spiegel voor het ‘ego’ dat zich ontwikkelt in en dankzij het andere dat het zelf ‘niet’ is,maar waarin niettemin een ‘zelf’ tot stand en tot steeds grotere articulatie komt. Op zo’n manier ontstaat er een subject én zijn wereld,aldus Ricoeur:niet door zelfschepping,maar in wisselwerking met wat er aan betekenissen reeds voorhanden is.'(bladzijde 327-328) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘O Sappho’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘Hoe je huppelend in de weiden onbezorgd de wereld dartel lik op stuk gaf/Hoe je onder mijn schrijftafel de voeten van mijn gedichten warm hield/Hoe je immer luchthongerig trappelde bij de voordeur,tenzij je onwel was,/maar dan was je geen zielenpoot,ergens in je waterblik bleef het bruisen/Hoe tijdens onze wandelingen elke grasspriet voor jou een openbaring bleef'(bladzijde 14) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘een beeld van begin een beeld van begaan’. (bladzijde 209)