met ‘Belofte en gelaat'(Ricoeur,Proust,Levinas) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het doet er niet zoveel toe of die tegenstelling wortelt in het feit dat Sartre heel uitdrukkelijk wél uitgaat van een ontologie (‘Proeve van een fenomenologische ontologie’ luidt de ondertitel van ‘Het zijn en het niet’) en er ondanks al zijn pogingen uiteindelijk niet in zal slagen van daaruit een authentieke ethiek te ontwikkelen. Veelzeggender is dat Levinas zijn filosofie ontvouwt in een scherp besef van de religieuze wortels van de vraag hoe een mens vandaag de dag mens kan en moet zijn. ‘De relatie tot de andere mens […] die niet te herleiden is tot een voorstelling van de andere mens,maar samenvalt met een aanroeping van de ander,[…]noemen we ‘religie’, schrijft Levinas. Niet omdat hij deze direct in verband wil brengen met God,mystiek of het heilige. Het gebruik van die term is alleen geoorloofd ‘als men met het woord “religie” wil aangeven dat de relatie met de mensen [ …] iets heel anders is dan een machtsuitoefening en in het menselijke gelaat het Oneindige bereikt.’ Sartre,zo constateerden we eerder,nam wat al te gemakkelijk afscheid van de godsdienst,die hij daarmee simpelweg aan de vergetelheid meende te kunnen prijsgeven. Ironisch genoeg keerde die godsdienst daardoor des te hinderlijker terug als een verdrongen werkelijkheid.’ (bladzijde 331) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel;’Mijn liefste’. ‘De ontalligheid/in mij,alleen/je aanwezigheid/kan die lichten,/je ochtendrode/gebaar telkens/weer zonsopgang/die de mijne wordt,/je lichaam dichtbij,/wij raken elkaar aan,/en de stilte begint/te ademen open,'(bladzijde 18) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘de vloermat wandelt met de wandmat’. (bladzijde 211)