met ‘Belofte en gelaat'(Ricoeur,Proust,Levinas) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Naar de mens vragen we slechts omdat deze zich in de loop van de moderniteit steeds minder raad weet met de plek die hij zichzelf als plaatsvervanger van God heeft toegedacht. Die radeloosheid is niet religieus van aard,maar is wel door de religie voortgebracht. Of liever:ze is voortgekomen uit de dilemma’s die met het verdwijnen daarvan aan het licht traden. Met díé dilemma’s heeft de filosofie rekening te houden,en dat kan alleen maar doordat ze zich van haar historische afkomst bewust is en blijft. Terwijl ze zelf op geen enkele manier meer religieus is,draagt ze haar godsdienstige erfenis in haar diepste vragen met zich mee.’ Dit was het hoofdstuk ‘Belofte en gelaat’. Ik ga nu verder met ‘Besluit’. Titel van dit laatste hoofdstuk;’Tegenstrijdig – en onvoorzien’. ‘Wat moeten wij denken van het wezen dat biologisch omschreven wordt als ‘homo sapiens’? Met die vraag hebben we dit boek geopend,waarna we een lange tocht door ruim vier eeuwen cultuurgeschiedenis hebben gemaakt. We hebben de antwoorden die daarop gegeven werden gelijke tred zien houden met nieuwe vragen die opkwamen. Is de mens een denkmachine,zoals Descartes meende? Is hij zelfs een machine ’tout court’,zoals Lamettrie en diens verre nazaten van de twintigste-eeuwse neurofilosofie hebben betoogd?'(bladzijde 332-335) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Lap elke systeemleer aan je laars,aard fris’. ‘Volgens de theorie van de aerodynamica,/is de hommel niet in staat te vliegen. dat komt/omdat de grootte,het gewicht en de vorm van zijn///lichaam in verhouding tot zijn totale vluchtafstand/het vliegen onmogelijk voor hem maken. Maar/de hommel,onbekend met deze waarheden,///gaat zijn gang en vliegt weg,en slaagt erin/elke dag een beetje honing te vergaren!/Hij alleen kent de geheimtaal van de gele lis.'(bladzijde 20) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘alleen de dolle dauw van de vreugde’. (bladzijde 212)