met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(Besluit)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Anderhalve eeuw na Descartes leek Immanuel Kant in deze verwarring een rechtvaardige boedelscheiding te kunnen vinden. Lichamelijk is de mens net zo’n materieel wezen als alles wat hij verder nog in de wereld aantreft. Maar de mechanische wetten die daarop van toepassing zijn,gelden nu juist níét voor het zelfbewustzijn dat zich daartegenover in het bezit mag weten van een onaanvechtbare vrijheid. Want de wetten van de causaliteit zijn geen uitwendige stramienen die ons aan zich onderwerpen. Integendeel,die wetten behoren óns toe. Ze zijn als het ware ons bezit,als instrumenten waarmee wij de wereld ordenen en tot een begrijpelijke werkelijkheid maken. Daarmee redde kant de menselijke vrijheid en de eigen aard van ons zelfbewustzijn door de mens nóg centraler te stellen in de wereld en hem nóg resoluter de plaats van God te laten bezetten – ook al bleef Kant nog steeds een gelovige,net als Descartes. De mens was voor hem degene die niet langer alleen met zijn denken de zekerheid van de kennis garandeerde,maar ook en vooral de wereld liet verschijnen op de wijze waaróp ze verscheen. Schepper daarvan was hij nog niet – maar het scheelde al niet veel meer. Pijnlijk genoeg maakte Kant daarmee geen einde aan de objectivering en materialisering van de mens.'(bladzijde 336-337) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’T9′. ‘Luchtgisdrijf. Zeulenteer./Barrebekken. Zomplater.///Rannekesrest,lichtschemel-/scharminkel die ik ben.///Driegdraad. Wimpergezwam./Nachtkras. Overhoophaal.///Boegaderen en boemkoelkallen./Tussen vertrouwen en wanhopen,///lichtzijwinnen en inktzwartselen./Borstmoszuren,bloedlipkoukleumen.///Elk toets is een woordonvaste/rijmplek waarop elke zin uitglijdt.'(bladzijde 23) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘je bent mijn zacht aangeblazen zegwerker’.(bladzijde 213)