met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(Besluit) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Met Descartes had die ontwikkeling kunnen inzetten doordat hij de mens in tweeën had gedeeld en tegenover de ‘vergoddelijking’ van het denken het lijf had prijsgegeven aan de stoffelijkheid. Met Lamettrie bleef van de mens alleen nog maar het tweede deel over. ‘De mens is een machine’,zo proclameerde hij honderd jaar na Descartes. En hoezeer Kant ook betoogde dat die machine wel degelijk een ‘binnenkant’ had,de wetenschappen aarzelden niet om het menselijk mechaniek steeds verder te ontleden en daarmee,naar zij meenden,het bestaan van zo’n ‘binnenkant’ stukje bij beetje te weerleggen. Zelfs het denken moest er uiteindelijk aan geloven. Naarmate wetenschap en techniek steeds beter ‘denkende machines’ in elkaar wisten te zetten,werd ook de gedachte plausibeler dat denken zelf uiteindelijk een louter materieel proces is. De uitkomst daarvan was nogal paradoxaal voor het menselijk zelfgevoel. Aan de ene kant mochten de geleerden zich verheugen in gerechtvaardigde trots op hun bijna bovenmenselijke vernuft,dat in staat bleek te laten zien hoe datgene wat wij ons ik,ons zelfbewustzijn of desnoods onze ziel noemen,in werkelijkheid een ‘ding’ is dat kan worden verklaard door neurologie en cybernetica. Maar tegelijk bleek die trots te berusten op een prestatie die,op grond van haar eigen bevindingen,slechts kon worden toegeschreven aan precies datzelfde neurologisch-cybernetische mechaniek waarin elke ’trots’ of welk ander gevoel van zelfbewustzijn ook misplaatst was.'(bladzijde 337) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’O wereld wees inschikkelijk vandaag’. ‘Dat ik eindelijk eens niet meer hoef te denken/aan de kletsmajoor,maar puur zijn kan schenken.///Genees me van mijn melancholie. Maak me/vrij van cultuursmetten,ongecorrumpeerd.///Verzet me naar mijn naakste wezen. Leid me/weer naar de bron waar mijn ogenblik opuurt.///Laat me ongestoord de dag door goudizabellen,/zonbazuinen,het licht rondvertellen.” (bladzijde 24) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘en bent de zeer zachte draad van mijn denkkracht’.(bladzijde 213)