met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(Besluit) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Aan de ene kant was hij de trotse lichtdrager van kennis en wetenschap. Aan de andere kant was hij de verloren zoon van een wereld waarop hij zijn greep verloren had. Na het verlies van zijn God was hij vaderloos geworden en daarvoor had hij een duistere metafysische woestheid teruggekregen,waarin hij ronddwaalde als Hans en Grietje in het wrede en beangstigende sprookje van de gebroeders Grimm. Onuitwisselbaar Samenhangend en vertrouwenwekkend kon de wereld alleen nog maar zijn in de verlichte visie waarin de mens zichzelf Gods erfgenaam achtte. Maar ironisch genoeg raakte hij ook daarin steeds meer kwijt waar het hem zélf uiteindelijk om te doen was. Hij kon zijn ‘ik’ niet langer verwoorden in de algemene en universele termen waarmee het verlichte en wetenschappelijke denken opereerde. Want juist dat ik bestond bij de gratie van zijn uniciteit en onuitwisselbaarheid. Eerst als collectief ‘volk’ en vervolgens als individu begon de mens het recht op te eisen van datgene wat niet in algemene termen te vangen was en wat daarom de theoretische,wetenschappelijke en filosofische aandacht tot dan toe niet waard was geacht.'(bladzijde 339-340) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Appellation contrôlée’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘en melancholiek,okergroene elegante/lichaamsbewegingen,met zeer delicate/trekken,bestaande uit een opeenvolging///van vluchtige momenten,waar men glimlacht/naar de wereld,en de kleuren van het plezier volgt./Hier,chez Denise,geburt mij iets gans en gaaf.'(bladzijde 27) Dit was het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘daarbij behoort zijn fakkel niet te zuigen op zijn lijdenskelk’. (bladzijde 219)