met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(Besluit) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Er was al onduidelijkheid over ons wezen en die is alleen maar toegenomen door de vele uiteenlopende facetten die gaandeweg aan het licht zijn gekomen. We zijn ons eigen raadsel geworden:een levende tegenspraak die zelf misschien wel ons voornaamste kenmerk is. In de twintigste eeuw heeft de filosofie opnieuw geprobeerd de autonomie van de moderne mens te verbinden met het inzicht dat deze beperkt wordt door een grotere inbedding waar de mens geen zeggenschap over heeft. Het structuralisme en zijn erfgenamen wisten elk spoor van menselijke oorspronkelijkheid uit,ten gunste van een anoniem systeem van taal en tekens waarin hij alleen maar kon zijn wie hij was door zich in te voegen in dat systeem. Heidegger benadrukt keer op keer dat de mens geen heer is van het zijn,maar dat hij zijn oor te luisteren moet leggen om zijn bestemming daardoor aangezegd te krijgen. Ook voor Heidegger was daarbij een sleutelrol weggelegd voor de taal,die hij ‘het huis van het zijn’ noemde en waarvan de dichters de woordvoerders waren. Als dat de mens bescheidenheid moest leren,dan zijn de resultaten daarvan twijfelachtig geweest. Inmiddels leven wij volgens sommige filosofen,ecologen en klimaatwetenschappers in het tijdperk van het antropoceen. Voor het eerst in de geschiedenis van de aarde is haar aanzien onmiskenbaar door de mens getekend.'(bladzijde 342) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Onderblues’. ‘Overroesd woren ontboezemt de onderblues/weidser dan een overwogen beproeving.///De verwondering gunt mij de glunder/om wat mij ongeschoeid spontaan aanademt///te beschermen tegen mezelf,en niet ertussen-/in te grijpe met paraat ronkende bedenkingen.'(bladzijde 30) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘soms vertrekt het boek;naar de hel te les beaux’. (bladzijde 221)