met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De woorden vormen ‘een kleurloos netwerk van waaruit de levende wezens zich manifesteren en de representaties worden geordend’. Waarom kleurloos? Omdat de taal niets aan de werkelijkheid toevoegt,noch daaraan iets afdoet:ze vormt er slechts de neutrale weerspiegeling van. De voorstelling (zoals die door de taal wordt uitgedrukt) en het ‘zijn ‘ zelf van wat wordt voorgesteld,vallen samen. Vandaar dat Descartes van het ‘ik denk’ (de act van voorstelling) onmiddellijk kan overstappen naar de orde van het zijn:’ik ben’. Die spiegeling is volstrekt neutraal en doorzichtig:de ene orde (van de taal) is gelijkvormig aan de andere(de werkelijkheid). Ook de mens komt op het classicistische tableau voor,aldus Foucault,maar slechts als een onderdeel,niet als het fundament daarvan. ‘De klassieke ‘epistèmè’ is geleed langs lijnen die op geen enkele wijze een eigen,specifiek domein voor de mens afbakenen.’ Hij kan de orde ervan na-denken,maar die orde hangt niet van hem af. Hij ‘gaat binnen’ in de soevereiniteit van een discours dat onafhankelijk van hem bestaat en kan,dankzij de taal,zich het goddelijk tableau van de wereld letterlijk voor ogen stellen en de kennis verwerven die tegelijk de kennis van God is. Velázquez In het eerste hoofdstuk van ‘De woorden en de dingen’ illustreert Foucault dit goddelijk tableau op weergaloze wijze aan de hand van het schilderij ‘Las Meninas’ van Velázquez uit 1656-’57,dus het begin van de ‘klassieke’ periode.'(bladzijde 299-300) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Doodgang’. ‘Zonder/onderling o/springende lippen/celbrandstof ontslipt mij/ik voel geen bloeddruk meer/die de zwaartekracht tegenwerkt/en mijn lichaam zakt in zoals een ster/aan het eind van haar Latijn lieve hemel/met een laatste energiestoot slingert de zon'(bladzijde 40) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘als tongen en spraken de wolken aan in de nacht’. (bladzijde 221)