met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Maar wat de negentiende-eeuwse wetenschap in feite ontdekt,is de historiciteit van de taal:haar eigen geschiedenis en de verwantschappen die zich tussen de talen laten vaststellen. Dat betekent dat de woorden niet langer transparante uitdrukkingen zijn van hun inhoud en daarin direct oplossen,maar zelf een zwaarte en materialiteit met zich meedragen die vragen om ontraadseling. Wat de taal zegt,behoeft vanaf dat ogenblik uitleg. Zo worden de filologie en de hermeneutiek geboren,die in de woorden en teksten zoeken naar een betekenis die niet langer voor het oprapen ligt – om te beginnen in de Bijbelwetenschap. Dat betekent dat de taal niet langer kan gelden als een zuivere spiegel van de werkelijkheid en daarmee dus ook niet als een transparant raster dat de opbouw van die werkelijkheid zelf blootlegt. De vroege eenheid van wereld en taal,in hun gezamenlijke ordening die ontsprong aan de blik van een soevereine transcendentie,is verdwenen. Vreemd is dat niet,want zoals we hebben gezien verdween met de onthoofding van Lodewijk XVI die ’transcendente’ vorstelijke blik daadwerkelijk,om in Frankrijk (en in de Verenigde Staten) plaats te maken voor een politieke orde die de soevereiniteit bij de blik van de burger legde.'(bladzijde 301-302) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Respecteer zijn laatste wil’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ”Nu eens voel ik mij een overbodigheid,/niet bij machte het vulgaire te overstijgen,/dan weer meen ik over enige kwaliteiten/te beschikken die niemand apprecieert.’///Zienderogen naderen de schuimkoppen./Wat rui ik hier eigenlijk? In hemelsnaam/beduimeld. Intijds,hoe redzaam ben ik?///Met lede ogen aanzie ik De Chateaubriand./Manhaftig blijft hij drijven boven de eeuwen,/ik moet mijn vinnen verroeren,vergankelijk.'(bladzijde 41) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘met nemen niet met geven alleen de tijd neemt afscheid’.(bladzijde 221)