met ‘Hofdames'(Foucault) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Hij moet enerzijds aards en eindig zijn,en anderzijds oneindig,want hij is ertoe geroepen heel het weten te funderen. In het vorige hoofdstuk zagen we al dat dat binnen de menswetenschap tot een methodologische crisis leidt,en dat het structuralisme daaraan probeert te ontkomen door te zoeken naar een ander fundament,aan gene zijde van het menselijk subject. Het tijdperk waarin de wijsgerige vraag naar een nieuwe constitutie van het weten werd beantwoord met een vergoddelijking van de mens,loopt op zijn einde. Nietzsche maakte scherp duidelijk dat ‘de dood van God’ wel moet uitmonden in ‘de dood van de mens’,die de plaats van God tracht in te nemen opdat het wijsgerige gebouw niet radicaal hoeft te worden herzien,maar alleen hier en daar gerestaureerd. Dat is de betekenis van de vaak verkeerd begrepen vaststelling waarmee Foucault ‘De woorden en de dingen’ afsluit:’dat de mens zal verdwijnen,als een gezicht in het zand op de vloedlijn van de zee’. Daarmee doelt hij niet op een biologisch uitsterven,al dan niet na een nucleaire apocalyps,en ook wil hij geen zelfhaat tegen de menselijke soort tot uitdrukking brengen. Het gaat hem er alleen om dat de moderne mens die zichzelf bron,fundament en heer van alles acht,de wacht moet worden aangezegd. De wereld én zijn plaats daarin moeten op een radicaal andere manier filosofisch in kaart worden gebracht.'(bladzijde 304) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘In de spiegel kijkend’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘dat jij mijn bubbels koelt telkens als ik kom aangespoeld/dat jij helder kijkt in mijn hersenspook,mijn sick joke/in hemelsnaam,een luxepiepertje ben ik,een stereotiepe/letterzwieper met een groot bakkes bij de taalbarkeeper,/een woordkraalsprietwormende wiegelganger,die zich'(bladzijde 43) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘het sterft het streng en trouw gesprek en een zucht’.(bladzijde 222)