met ‘Structuur'(Lévi-Strauss,Saussure,Lacan) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Dat is helaas ijdele hoop gebleken. Al snel drong het ook tot de Angelsaksische taalanalyse door dat taal en taalgebruik aan veel gecompliceerder mechanismen beantwoorden dan men aanvankelijk had vermoed – en met wetenschappelijke flair geloofd. In dat opzicht waren deze denkers erfgenamen van het moderne project waarin wetenschap en vooruitgang de mensheid de belofte voorhielden van een steeds grotere greep op de wereld – en op zichzelf. We hebben gezien hoe die traditie,zij het langs heel andere lijnen,ook nog doorwerkte bij Sartre,die zichzelf niet voor niets als een erfgenaam van Descartes beschouwde – en hoe die traditie bij hem vastliep. De continentale filosofie van Europa – Heidegger en diens leerlingen aan de ene kant,de Franse structuralistische filosofie aan de andere – heeft getracht daar in de twintigste eeuw een antwoord op te geven. Heidegger dichtte de taal een grote rol toe,zoals we zagen,maar dan wel op een diametraal tegenovergestelde wijze. Hij verwachtte in de taal juist wél de diepe bestaansboodschappen te horen die veel Angelsaksen als een hersenschim beschouwden. En daarbij verzette hij zich uitdrukkelijk tegen het wetenschappelijke (of ‘rekende’) denken dat zichzelf naar voren schoof als dé onthuller van de waarheid. Veelzeggend is dan ook dat Heidegger zich niet bekommerde om de vraag welke ‘logica’ de taal onthult,maar het heil verwachtte van haar poëtische kracht – niet alleen in haar uitingsvormen,waarbij hij zich graag liet inspireren door de romantische dichter Hölderlin,maar ook in de impliciete poëzie van haar afkomst:de etymologie,die óók al de vrucht was van de Romantiek.'(bladzijde 283-284) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’De eerste keer’. ‘Dat ik mijn kleinzoon in de armen/hield kon ik alleen maar denken:///wij beseffen te weinig hoe kostbaar/immens groots en breekbaar tegelijk///het leven is,en hoe slordig toch,/onachtzaam,te onverdraagzaam///wij met elkaar omspringen./Lang leve Juul!'(bladzijde 46) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘hun ijle vleugels sluiten alom/in het sterstijve licht’. (bladzijde 222)