met ‘Humanisme in debat'(Heidegger,Sartre,Gadamer) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Kant maakte duidelijk dat een notie als ‘wereld’ niet mocht worden opgevat als een verwijzing naar een concreet ding,dat we ons zouden kunnen voorstellen door het ons voor ogen te brengen (hoofdstuk 5). Doen we dat toch,dan raken we hopeloos in tegenstrijdigheden verzeild. Dan denken we dat een zuiver logische notie die in ons denken alle bestaande dingen in één samenhangende denkbeweging bijeenbrengt,iets reëels zou zijn dat we zouden kunnen zien – en waarbij dus opnieuw de samenhang tussen onszelf en dat ‘ding’ zou moeten worden geconstitueerd waarvoor de hele idee ‘wereld’ nu juist was bedoeld. Wanneer Heidegger het zijn van de dingen onderscheidt,heeft hij iets vergelijkbaars op het oog. Een ding kunnen we zien,in de hand houden en manipuleren,maar dat geldt niet voor het bestaan van de ding,dat een heel eigen aard heeft. De betekenis van dat bestaan onttrekt zich aan onze macht. Niet dat we zo’n ding niet zouden kunnen vernietigen:natuurlijk kunnen we dat. Maar wat we daarmee niet veranderen,is het simpele feit dat het ding er is (of geweest is) en dat we over de betekenis daarvan nooit zomaar zeggenschap hebben. Neem een willekeurig voorwerp,zo spoort Heidegger zijn lezers aan. We weten min of meer wat het is,waar het voor dient,waar het vandaan komt,enzovoorts. Maar we doorgronden het nooit helemaal. Er zitten altijd wel kanten en aspecten aan waar we geen notie van hebben,of geen aandacht voor,en die ons vroeg of laat – of misschien wel nooit – kunnen verrassen.'(bladzijde 273) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Fukushima’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. ‘Brandstofstavenagonie. Kokend koelwater./Waterstofexplosies. Meltdown. Niemand krijgt/de straling onder controle in het land van melk/en spinazie. Dagen turen naar vier kernreactoren/als vrolijk gekleurde doosjes van Pandora/in onwerkelijk vaal licht. De aarde knarst na/wanneer de zee de duizenden doden opgeeft/en geigertellers tikken de tranen om het leven/vervlogen. Zienderogen de leegloop.'(bladzijde 53-54) Dit was het gedicht.Dit was de bundel ‘Ademruis’. Morgen beginnen met de bundel ‘Gedichten’ van Mark van Tongele. Ik ben nog steeds met een hommage voor hem bezig. Dit is onderdeel van het project ‘Ondertiteling’. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘week dan uw gieren in bloed’. (bladzijde 224)