met ‘Toegang tot het zijn'(Heidegger,Husserl,Arendt) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Na de Tweede Wereldoorlog moest het ‘zelfbewuste’ humanisme terrein prijsgeven. Het probleem waarmee het geconfronteerd werd:het wegvallen van God,bleek niet op te lossen door de mens op Zijn plaats te zetten. De mens is nu eenmaal geen God en wanneer hij dat toch probeert te zijn,liggen mislukking en soms regelrechte catastrofes in het verschiet. We moeten de mens dus een andere plaats geven,op een andere manier over hem gaan denken dan de moderniteit gaandeweg is gaan doen. De mens is een wezen dat niet zijn eigen fundament kan zijn. In een poging zijn bestaansangst te bezweren,zal hij op zoek moeten gaan naar andere oplossingen. De belangrijkste wending waarmee het eigenmachtige humanisme van de moderniteit wordt afgesloten,vindt plaats bij een denker door wie Sartre zich ironisch genoeg in grote mate liet inspireren tijdens het schrijven van ‘Het zijn en het niet’. Martin Heidegger markeert de eindgrens van het moderne denken en overschrijdt deze,terwijl Sartre voor die grens blijft staan. Daarom doen we de chronologie hier enig geweld aan en bespreken we Heidegger na Sartre,hoewel hij ruim twintig jaar ouder was en zijn hoofdwerk “Zijn en tijd'(Sein und Zeit) al in 1927 heeft gepubliceerd. Ook Heidegger behoort tot de traditie van de fenomenologie. Hij werd zelfs tot kroonprins benoemd door de grondlegger ervan,Edmund Husserl.'(bladzijde 259) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘De zonnesynaps’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De zon sein-/huist schouder-/breed in taal./Haar teken-/rij. Waarschijn-/lijk wijzer-/plaat:God. Glas-/perlenspiel./Ik compact/op haar disk.'(bladzijde 44) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘is loom het toevluchtsoord besluipen’.(bladzijde 224)