met ‘De hinderlijke ander'(Sartre) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Hij is met zijn aandacht geheel bij wat hij ziet,hij is als het ware ín die kamer aanwezig en zich niet meer van zichzelf bewust. Dat verandert wanneer plotseling het licht in de gang aan gaat. Met één klap weet die man dat er nog iemand aanwezig is en – wat erger is – dat hij door die persoon wordt gezien en beoordeeld:hier zoekt een bedrogen echtgenoot bewijzen voor de ontrouw van zijn vrouw. Met één klap is hij bij zichzelf terug en weet hij zich in de ogen van de ander gereduceerd tot smadelijke hoorndrager. Hij ís iets,als een ding,en in de smadelijkheid van zijn opgedrongen identiteit wordt hij rood. De schaamte is het bewijs van zijn reductie tot zichzelf en de essentie die hem nu wordt opgedrongen. En ze laat tegelijkertijd zien dat hij daar niet onverschillig onder kan blijven. Het oordeel van de ander brandt hem in de ziel. Dan blijven er voor deze man maar twee uitwegen over. Ofwel hij aanvaardt zijn vernederende objectivering in de ogen van de ander en levert daarmee zijn vrijheid aan die ander uit. Of hij probeert op zijn beurt diens blik te overtroeven. Hij kijkt hem recht in de ogen en tracht hem op zijn beurt te objectiveren:wat doet u hier,meneer,schaamt u zich er niet voor anderen zo te beoordelen? Op dat ogenblik ontstaat er tussen beiden een machtsstrijd,die eindigt met de overgave van wie het eerst de ogen neerslaat en zich aan de objectiverende blik van de ander onderwerpt.'(bladzijde 248-249) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Het lidwoord stilte’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Het lidwoord stilte etst/mijn ogenblik. Ik kras op/Gods kraakbeen. Taalkwets-/uur. De dood:naaldgeruis.///Splinters winter winnen/veld. De zon komt te pas:/een tintje waarheid tijd-/loos als een doos pastels.'(bladzijde 61) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘zegelde de duisternissen hecht’. (bladzijde 225)