met ‘De hinderlijke ander'(Sartre) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Die ervaring heeft hij opgedaan toen hij na de Franse nederlaag in 1940 krijgsgevangen werd gemaakt en geruime tijd in een kamp werd opgesloten. Het geloof in de politiek dankte hij aan nieuwe vriendschappen met mensen die actief waren in het verzet,zoals Albert Camus en Maurice Merleau-Ponty. Het verschil tussen de politieke Sartre van na de Tweede Wereldoorlog en de vooroorlogse Sartre die zich veel meer afzijdig hield van de wereld,laat zich goed aflezen aan zijn literaire werk. In het korte verhaal ‘De muur’,uit de gelijknamige bundel uit 1939,vertelt Sartre hoe een paar terdoodveroordeelden in de Spaanse Burgeroorlog de nacht in de cel doorbrengen voordat zij gefusilleerd zullen worden. De politiek is hierbij alleen als decor aanwezig. Wat gebeurt er met een mens die een zekere dood te verwachten heeft? Dat is het focus van het verhaal. Het mondt ten slotte uit in een wrede ironie van het lot die de hoofdpersoon,tegen zijn intenties in,tot een verrader en ogenschijnlijk ook een lafaard maakt – altijd een belangrijk element in Sartres werk. Heel anders is dat in het toneelstuk ‘ Vuile handen’ uit 1948,waarin een jonge,intellectualistische activist met zichzelf in het reine moet zien te komen over de vraag in hoeverre hij zijn eigen geweten opzij wil zetten ter wille van de politieke opportuniteit. Sartre gaat het psychologische drama niet uit de weg,maar anders dan in ‘De muur’ moet de existentiële tragedie wijken voor het dilemma van de politiek-morele keuze.'(bladzijde 251-252) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Het lidwoord stilte’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Het lidwoord stilte/op een stoel zomer./Vader mijn lichtboom./Zon loomt de moeite.///Loodlijn:de dood scha-/duwt ons maakt spraak-/zaam wij cellofane/dialecten van God.'(bladzijde 66) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘en het gewas was nachtgewaad’.(bladzijde 225)