met ‘Vrijheid'(Proust,Bergson,Husserl,Sartre,Beauvoir)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles’)Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Die liggen allereerst verankerd in de structuur van het denken zelf. Die structuur gaat aan alle kennis en wetenschap vooraf en kan dus ook niet op een wetenschappelijke manier worden onderzocht. Dat is wel de pretentie van de psychologie die zich aan het einde van de negentiende eeuw losmaakt uit de filosofie om een zelfstandige,empirische wetenschap te worden,zoals we in hoofdstuk 15 hebben gezien. Maar daarmee zou de psychologie volgens Husserl als wetenschap al uitgaan van datgene wat ze verondersteld wordt te onderzoeken. En omdat ze als positivistische wetenschap niets erkent wat ze niet kan waarnemen,is het raadsel dat hier op het spel staat gedoemd voor haar een blinde vlek te blijven. Alleen een reflexieve analyse van de mogelijkheidsvoorwaarden van (positieve) kennis en wetenschap kan uitzicht bieden op werkelijk ‘strenge wetenschappelijkheid’,zoals Husserl dat uitdrukt in de titel van een programmatisch artikel. Aan de andere kant tracht Husserl echter te ontkomen aan de valkuilen van de transcendentaalfilosofie en mens en wereld bijeen te houden. Hij bevrijdt het ‘ik’ uit zijn eenkennigheid. Bewustzijn is niet zomaar bewustzijn,maar altijd bewustzijn ván iets,zo constateert hij. Het staat gericht op datgene waarvan het zich bewust is en beweegt zich dus altijd naar buiten toe;het bestaat in de vorm van een intentionaliteit in de richting van de werkelijkheid.'(bladzijde 234-235) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Taalmineraal’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Zalig lichtwerk:woordfotonica.god/geleidt in glasvezels van lente.con/centrische contnuïteit van spiraal/ruimten tijd. het zonnechromosoom ont/dubbelt in ons lichaam.wij leesstraal/reflecterende kristallijn:informatie/drager naar het optisch taalgeheugen.'(bladzijde 80) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘oproer & oproer/mijn mond wierp zijn vochtige schaduw/op het venster van het vuur’.(bladzijde 227)