met ‘O mens!Geef acht!'(Nietzsche,Bataille,Marsman)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De moraal van de grote stijl houdt niets achter,maar speelt zichzelf uit het leven,in een groots gebaar waarin geen enkele reserve achterblijft. Niet toevallig verbindt Bataille deze houding aan de ceremonie van de ‘potlatch’:een rite die antropologen als Marcel Mauss hebben geobserveerd bij de Polynesiërs en de Indianen van Noordwest-Amerika. Ze bestond in een rituele verspilling van rijkdom,waarmee de betreffende stammen lieten zien dat ze niet alleen die rijkdom bezaten,maar ook op volstrekt soevereine wijze daarmee konden omgaan. Zo’n moraal bezat ook de ridderstand,wier leefregels zich lieten samenvatten in drie woorden±’prouesse,largess’ en ‘loyauté’,dapperheid,vrijgevigheid en trouw. Maar zoals Nietzsche in de hypothetische geschiedschrijving van ‘De genealogie van de moraal’ heeft laten zien hoe de slavenopstand uiteindelijk de heren eronder wist te krijgen,zo heeft die burgerij ten slotte ook de overhand gekregen op de ridderstand. In het nieuwe economische bestel van de Nieuwe Tijd wonnen geldtellen en spaarzaamheid het uiteindelijk van spilzucht en ‘conspicuous consumption’ van de ridderadel. Het gevolg was de heerschappij van de middenklasse die voor Nietzsche gelijkstond met de middelmaat. Als de ‘laatste mensen’ laat hij zijn tijdgenoten in de ‘Zarathustra’ naar voren komen – als mensen die tot geen enkel offer meer bereid zijn en die,weggezonken in comfort,alleen nog maar wensen te genieten van het leven.'(bladzijde 199-200)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Zij dochter’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘De morgen kwettert/zonnezang./Zij roept mij op./Uitgelaten licht/rijdt op het blote/paard van de dag./Ik mag al voorlezen/uit haar opgewektheid./’Niet te luid hoor,papa,/mijn pop slaapt nog.’///Zij wissewasjes in haar/blootje voor de spiegel/draait de kraan open,/lauw maak ik een plasje./In de keuken wacht/het ontbijt ongedurig:/boterhammen gesmeerd/met echte Luikse siroop./Ik heb de koffie vergoten./Zij schatert erom.'(bladzijde 146)Dit is het gedicht.Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘die openbaren de mens’.(bladzijde 229)