met ‘O mens! Geef acht!'(Nietzsche,Bataille,Marsman)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De Belgische architect Henry Van de Velde ontwierp in 1902-1903 het interieur van het Nietzsche-Archiv in Weimar,dat door Nietzsches zuster Elisabeth was opgericht. Max Klinger maakte speciaal daarvoor een buste van de schrijver. De Noorse schilder Edvard Munch vervaardigde in 1906 een beroemd geworden portret van de zes jaar eerder overleden denker,tegen eenzelfde hallucinante hemel als hij eerder had geschilderd in ‘De schreeuw’. Dat componisten bij de vroege receptie van Nietzsches werk een belangrijke plaats innamen,zou hem ongetwijfeld genoegen hebben gedaan. Richard Stauss en Gustav Mahler hebben we in het Duitse cultuurgebied al voorbij zien komen. Maar ook de Nederlandse componist Alphons Diepenbrock componeerde in hetzelfde jaar waarin Munch zijn portret schilderde,een toongedicht op de prozatekst ‘Im grossen Schweigen’ uit ‘Morgenröthe’ (‘Morgenrood’,1881).Daarin geeft Nietzsche zich over aan een natuurbeschouwing die tegelijk een introspectie is én een meditatie over het lot van de mens: ‘Hier is de zee,hier kunnen we de stad vergeten. De kleine klippen en rotsstroken die in de zee uitlopen als om de plek te vinden waar het het eenzaamst is,ze kunnen alle niet spreken. Deze ontzaglijke zwijgzaamheid,die ons plotseling overvalt,is mooi en huiveringwekkend,het hart zwelt erbij. Ik beklaag je,natuur,omdat jij moet zwijgen,ook al is het slechts je boosaardigheid die je tong bindt:ja,ik beklaag je om je boosaardigheid!-”(bladzijde 201-202)Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Zij dochter’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Met haar poppenwagen wandelt/zij las een kersverse moeder/door mij. Een ton zonneblokken/verstrooid op het tapijt van/de tijd. Zij mijn alter lego/verbouwt mij,dag in dag uit./Elk ogenblik:een omgevallen/kralendoos tussen legpuzzels/en verfboeken en een winkeltje/vol met busjes en doosjes.///Ik leer haar kleuren zien,/de spelling van ons lichaam./Hemeltjelief! Volop draagt zij/zon in een wijd klokkend rokje/met lichtplooien die losjes/van haar middel neerhangen./In de tuin spelen wij/schipper mag ik overvaren:/ik zie alle kleuren/van haar regenboog.'(bladzijde 149) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘aan de kinderen’.(bladzijde 230)