met ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Hij schrijft als een bezetene,maar zijn geschriften vinden nauwelijks weerklank. Wanneer hij tegen het einde van de jaren tachtig wordt ontdekt door de Deense filosoof en publicist Georg Brandes,pseudoniem van Morris Cohen,is hij opgetogen. Maar die vreugde zal van korte duur blijken. In januari 1889 stort hij tijdens een verblijf in Turijn in als gevolg van een langdurige aandoening,mogelijk syfilis. Hij vegeteert dan nog elf jaar,bijna zonder een woord uit te brengen,eerst onder de hoede van zijn moeder en dan van zijn zuster,tot hij op 25 augustus 1900 overlijdt,precies op de wende van de nieuwe eeuw die,zo had hij meermalen geschreven,’mijn eeuw’ zal worden. Naast Schopenhauer is Richard Wagner voor Nietzsches werk bepalend geweest. Nietzsche leert Wagner in 1868 kennen,vlak voordat hij in Bazel hoogleraar wordt,en zal een nauwe vriendschap onderhouden met hem en zijn vrouw Cosima tot aan hun breuk in 1879. Wagner vormt het knooppunt waar alles wat voor Nietzsche belangrijk is bijeenkomt,en weer uiteengaat. Zoals we al zagen was ook Wagner een hartstochtelijk lezer van Schopenhauer,die de muziek had aangeraden als een van de wegen waarlangs de mens enigszins aan de pijn van het bestaan kan ontsnappen. Muziek is de meest vluchtige en vloeiende kunst en komt daarmee – aldus Schopenhauer – de werkelijkheid van de altijd bewegende ‘wereldwil’ het meest nabij.'(bladzijde 179-180) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht uit de reeks ‘Spatwater’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘In het biddende midden/van licht vallen engelen/uit langgerekte amens:///wit vat dood samen. Adem./Tijd schijnt gewillig/als wittebroodsdeeg.///Praalkoetsen overvol/bloesem,lenteblabla.'(bladzijde 161) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘die zaad haatte’.(bladzijde 230)