met ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘En dit alles wordt geschraagd door een uitgewerkte metafysica,waarin de mens verschijnt als een wezen dat in lijden is gewikkeld en aan het leven ten onder zal gaan,maar daarin wel tot tragische grootsheid is geroepen. Wanneer Wagner en Nietzsche elkaar leren kennen,werkt de eerste al sinds jaren aan het grootste spektakel waarmee hij de Duitse cultuur een nieuwe mythologie wil geven:de uit vier delen bestaande operareeks ‘Der Ring des Nibelungen'(‘De ring van de neveling’). Het verhaal gaat terug op oude Germaanse mythen,die door Wagner zijn herdicht tot een groots verhaal over machtsverlangen van oppergod Wotan en de ondergang van het Walhalla die daarvan het gevolg is – ‘Götterdämmerung'(‘Godenschemering’)heet het laatste deel. Nationale kunst gaat samen met het antichristelijke tragische levensbesef van de oude Grieken. En op de achtergrond daarvan staat Schopenhauers filosofie van de altijd veranderlijke werkelijkheid waarop de mens nooit greep krijgt. In de openingsmaten van de eerste opera uit de reeks,’Das Rheingold'(‘Het Rijngoud’),kun je dat terughoren. Niet alleen is de Rijn,waarin het goud verborgen ligt dat uiteindelijk alle onheil teweeg zal brengen,de nationale rivier van Duitsland. Maar ook het stromen van het water,dat door Wagner in muziek wordt verklankt,roept de ongewisheid op van Schopenhauers rusteloze dynamiek van de Wereldwil.'(bladzijde 181) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Spatwater’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Deze flat weidt zijn zicht aan zee:/water als een kudde schapen,/de metropool van melancholie.///Durvers vallen van hun plank.///Zijn wij zowaar wrakgoederen/van in dood gezonken barkschepen/liggend op valse bodems van tijd?'(bladzijde 164) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘woon in water en wind’.(bladzijde 230)