met ‘De dood van God'(Nietzsche,Wagner)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Dat zijn heel andere klanken dan we bij de gelovige Bach konden horen. Verlossing buiten het leven is er niet;men moet slechts worden verlost van het verlangen naar zo’n verlossing. En ‘smart geldt niet als een verwijt aan het leven’,zo schrijft Nietzsche in ‘Ecce homo’. Daarom gaat zijn morele toets aan het einde van ‘De vrolijke wetenschap’ – het gedachte-experiment met de Eeuwige Terugkeer – direct over in wat Nietzsches grote prediking zal worden. Het daaropvolgende (en aanvankelijk laatste) fragment in dit geheel uit korte teksten en gedichten bestaande boek is vrijwel identiek met de eerste bladzijde van de ‘Zarathustra’,waarvan de eerste twee boeken in het daaropvolgende jaar verschijnen. De hoogste voorwaarde voor de komst van de ‘Übermensch’ heeft hij dan al in ‘De vrolijke wetenschap’ beschreven. Het is misschien zijn beroemdste tekst geworden. Daarin laat hij een ‘dolle mens'(’toller Mensch’)over een markt lopen,zoals ooit de cynicus Diogenes deed,die hiervoor duidelijk model stond. Maar in plaats van te roepen ‘Ik zoek een mens!’,roept Nietzsches dolle mens:’Ik zoek God,ik zoek God.’ Hij wordt door de omstanders uitgelachen (‘Is God scheep gegaan? Naar het buitenland vertrokken?’),tot de dolle mens uitroept:’Waar God heen is? Dat zal ik jullie vertellen! Wij hebben hem gedood – jullie en ik! Wij allen zijn zijn moordenaars.’ Dat is voor Nietzsches dolle mens geen opluchting.'(bladzijde 188) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘In de mate van de zee’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Samuel krijt zijn eerste zinnen./Begrijp ik hem een klein beetje,/zijn karaktertje,zijn semantiekje,/zijn grammaticaatje,zijn klemtoontje?/Spreekt hij niet tegen de wind?///Zonneklare klankkleur van een kind./Taal opspringend van de mondvloer/over lippen die er de primeur van hebben.///Waarom blijven wij niet swingen/in de danszaal van het licht?/Waarom zitten wij zo vaak/op de koele vloer van de dood?///Mijn dochtertje eist frisdrank/en een appel. Klokhuis en lege fles,/wat doe ik ermee? De elementaire/betekenis van de werkwoorden/drinken en eten is innemen.///De zee neemt me in.'(bladzijde 174) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord.Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘de beulen’. 2///bewustloze zweep/sneeuw als fluwelen scherven///gesprek/boeket vliegen/warm in de winter te bed///gedachten zonder lippen/gedachten niet gekust///ogen als gevallen bladeren/onder gevallen handen///gedachten koud'(bladzijde 237)