met ‘De mens een kunstenaar'(Schiller)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). Én daardoor ontstaat er in de loop van de negentiende eeuw een scherpe tegenstelling tussen de burgerlijke maatschappij en de bijzondere klasse van kunstenaars. De kunstenaars weten wél te beantwoorden aan de roep van de esthetische stemming en de uitnodiging om de bestaande wereld ánders te zien en zo uit haar banaliteit te verlossen. De kunstenaar krijgt een hogepriesterlijke status,buiten – en in veel opzichten tegenover – de geordende wereld van het burgerschap. Hij wordt de bemiddelaar van een hogere waarheid,die niet langer strikt religieus is,maar daarvan nog wel veel trekken heeft. De kunst brengt de mens via hem immers in contact met een wereld die hoger is dan hij,en die hem overweldigt. Wie die bemiddeling tot stand kan brengen,moet wel een mens met bijzondere gaven zijn. Zo wordt de kunstenaar,die ooit als ambachtsman begonnen is,een genie:een sjamaan met metafysische krachten,die eerder bóven de alledaagse wereld van de burger staat dan daar middenin,en er nogal eens mee op voet van oorlog verkeert. Kunstenaars vormen een aparte kaste,die men omwille van hun bijzondere roeping veel vergeeft,maar verder het liefst op afstand houdt. Halverwege de negentiende portretteert de Franse schrijver Henry Murger dit milieu in een roman,oorspronkelijk verschenen als feuilleton,met de titel ‘Scènes de la vie de Bohème’:taferelen uit het Boheemse leven. ‘Boheems’ omdat de schrijvers,componisten en kunstenaars in het boek,straatarm levend in hun Parijse mansarden,er voor de gezeten burger zo’n vreemde levenswijze op na houden dat ze wel uit verre,vreemde streken afkomstig lijken.'(bladzijde 174-175) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht uit de reeks ‘Eenzaam enzovoort’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘Kopzorgen///Wekkers ontwaken,vragen/de morgen arresteert/me één voor één/gewikkeld in pijn-/prikkeldraad/in de dwangbuis wij/bumper aan bumper/in de file van plicht/te weinig in staat/voor te veel knelpunten/de hele rataplan/te weinig klaar/voor te veel labyrint/onafwendbaar doods-/bang van vader op vader/als een huisjesslak/de zoldering stofdicht/en achter ochtendrood-/gelakte zonneschermen/wacht de stad'(bladzijde 194) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘uitgang’. ‘stil staan de zon en de maan/stil staat de aarde daaronder/driest de dood wordt gedaan/maar geen wonder///ik die dit zeg ik zie/geen misdaad onder de mensen/slechts slaap als ziekte en/het skelet der perfectie///daarbuiten bewaakt nog de boom/de ster door opstanding gezet/en dit is het einde der wet/de mens verdwijnt in de droom'(bladzijde 246)