met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Bij Hegel valt de vorm waarin de rede zich manifesteert weliswaar uiteen in heel veel verschillende historische perioden,maar er blijft uiteindelijk toch één ‘rede’ achter dit alles zichtbaar,die bij Hegel de ‘Geest’ heet. Het is die Geest die tot ontplooiing komt in de gang van de historie. Hij ‘verschijnt’ door allerlei ‘listen van de geschiedenis’ heen,want het is niet altijd op het eerste gezicht duidelijk wat een bepaalde gebeurtenis,gewoonte,wet of overtuiging in de voortgang ervan betekent. Pas aan het einde van die ontwikkeling zal duidelijk zijn hoe en waarom de Geest zich heeft ontwikkeld zoals hij gedaan heeft:dan is hij helemaal tot zichzelf gekomen,zegt Hegel,en doorziet hij in zowel zichzelf als de werkelijkheid – wat ‘de facto’ hetzelfde is. Want in weerwil van het enigszins misleidende van het woord,is ‘Geest’ bij Hegel niet alleen een spiritueel gegeven. Wat zich ontwikkelt zijn materie en denken tegelijk,in en áán elkaar. Het denken zweeft niet boven de wereld (zoals ooit Gods geest),maar zit erin. Ze hebben samen een geschiedenis,een affaire. De materie is begeesterd en de geest is niets zonder zijn materiële verwerkelijking. De historie daarvan is de geschiedenis van wereld en denken tegelijkertijd – waarin óók de filosofie zich door de tijd heen ontvouwt. Voor Hegel krijgt het wijsgerig denken niet alleen een geschiedenis,het wordt zélf geschiedenis:een ‘fenomenologie’ of ‘verschijnigsgeschiedenis’ waarin de waarheid van de werkelijkheid (dat is ‘de Geest’) aan het licht treedt en realiteit wordt.'(bladzijde 150) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘buitensporig.van gedicht naar gedicht./brandende taalgestalten,cellen in trance./maar mijn lijden wordt alleen maar erger./als student in de medicijnen snijd ik kok-/halzend een lijk open. het ondraaglijke./het anale.het seksuele.buiten zinnen/raak ik.almaar erger.ver van wereld/vlieg ik uit een bocht van mijn leven./het wordt mistig.helletocht in zicht./door een wirwar van zwartgallige gangen/vol slingerende vuurspuwende slangen,/bloedstollend glijdend bereikt de wagen/een steriel strand van witte vulkaanas.'(bladzijde 198-199) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘alexis’ nacht’. ‘wormen hangen in de snaren van zijn gitaar/en over de knaap in zijn voorhoofd staat/een boze ster het groene bloed te zuigen/uit zijn sluier/ook zijn eens stille tuin/snort en stinkt van de slapende verminkten/op de drempel onder de tempelwinden/zo is/zijn eerste heldere wereld in carnivore/spelonken vergaan of verworden/nog/aanziet hij haar laatste avond afvegend/bloed van gouden vleugels op de smeltende/borsten der horizon/nog/straks snachts/volledig stolt hem zijn halve dood en aldus zelfs blussend zijn brandende schaamte/'(bladzijde 253)