met ‘Geschiedenis en de woestheid van de wereld'(Hegel,Schopenhauer)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Het blijft zoeken naar een directe ervaring van het goddelijke,maar neemt daarbij minder en minder genoegen met de kerkelijke vormen waarin die ervaring wordt ingeperkt. Het wil de ontzagwekkende grond waarvan het zich afhankelijk weet op een directe wijze ervaren. En zo gaat de Romantiek op zoek naar een ander soort ‘verhevene’ dan ze in de getemde religiositeit van de institutionele godsdiensten kon vinden. Ze vindt die in de ervaring van de natuur. Niet in de natuur die door de rede is getemd,zoals de Franse tuinarchitectuur van die dagen,die overal in Europa te zien was. Die menselijke rede moet juist worden vermeden:allereerst omdat ze menselijk en dus juist niet goddelijk is. maar vooral omdat het romantisch gemoed het ongetemde zoekt,het grootste dat de maat van het menselijk begrip te buiten gaat.Maathouden was een intellectuele deugd die onafgebroken vanaf het rationalisme van Descartes had bestaan,maar waarvan de aantrekkingskracht in rap tempo begon te verbleken. En dus zocht men het mateloze en het wilde:in de natuur en vervolgens ook in de kunst. De Franse tuinaanleg moest aan populariteit inboeten. De uitgetekende figuren daarvan,die de natuur letterlijk ‘more geometrico’ onderwierp aan de rede,en Kant er zelfs toe verleidde de ‘Lustgärtnerei’ als een vorm van schilderkunst te beschouwen,maakt plaats voor de Engelse landschapstuin waarin niet het overzicht en de symmetrie,maar de grilligheid en het ogenschijnlijk ongevormde en spontane worden gecultiveerd.'(bladzijde 153-154-155) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Ik wou dat ik een homunculus was’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘een weergaloos koor galmt een potpourri/van volksdeuntjes,van alle volkeren,uit/alle windstreken. Borges knikt instemmend./en Picasso en Joyce knipogen naar elkaar./gigantische flitsen,overlopende geisers./en fel witte lucht wuift.ik zie miljarden/en miljarden handjes;ik voel miljarden en/miljarden adems in mijn nek:Hitler stinkt/nog naar jodenbloed,Cleopatra ruikt naar/aftershave,Vergilius naar Meliboeus’ geitjes,/de ene naar wierook,de andere naar geus.'(bladzijde 200) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘dit is mogelijk’. ‘uit getraliede ogen waaien fonteinen/op het drilgat van het graf af/mooi is het oog dat nog omziet/naar de naakte wind tussen naalden en arken/schoon is de hand die kan wuiven/zonder te ruiken naar afval/en krachtig de hand die het hart houdt/en niet hard wordt///verwarring danst voor de ramen/verwarring roept in de straat/hij die de weg van het woord weet/gaat de weg van het wordende zaad/hij ziet groeien de maan in zijn slaap/tot een zon van vertedering/licht strelend de wind///hij speelt met de elementen/en de elementen spelen met hem/zijn ogen gestolten tot stem/gaan in vruchten ontgrenzende rond/hij danst en verdwijnt en/zingt totdat wij doorschijnend zijn'(bladzijde 266)