met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Misschien doet zich dat nog intiemer ervaren wanneer ook het gevoel van uniciteit van het individu wordt aangetast. Want mensen zien zich niet graag teruggebracht tot een ‘geval’ van een universele wet. En daarmee wordt de universaliteit als beginsel van menselijkheid gaande weg verdrongen door de mogelijkheid en zelfs wenselijkheid van afwijking van het algemene:de mens is dat wezen dat het vermogen heeft ten opzichte van het universele anders te zijn:zijn eigen,unieke zelf. Piet Hein,Amsterdam en Zuiderzee Zo vloeit de menselijke redelijkheid,die zich in de loop van de zeventiende en achttiende eeuw als nieuwe soevereine universaliteit dacht te hebben gevestigd,onmiddellijk weer weg. ‘De’ rede is helemaal niet universeel,zegt het nationalisme. Of beter gezegd:voor zover ze universeel is,raakt ze de kern van het persoonlijke en collectieve wezen van de mens niet. Ook om ‘de’ mens kan het immers niet gaan. Er zijn alleen maar concrete mensen en daarvan zijn alleen maar concrete verzamelingen.'(bladzijde 140) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Liefdevlaag’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘ze zei dat ze het zo opwindend vond dat ze kon horen/dat mijn hart steeds sneller ging slaan. het water rilde/van de zon die midden in de vijver viel. en plots sprong/er een bloedvaatje in mijn oog. het licht verglaasde/ik begon te hallucineren,waarschijnlijk omdat ik te'(bladzijde 213)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘reken maar rekennar’. ‘gnuivend met de gesluierden/ga ik om zelfs de onthalsde vokaliste/is mij welkom en de renegaat-/pilaarheilige die zijn overgevoelige voet vervloekt///al de dwazen zij die uit de neus de euvele/salamander ontlokken of uit de schroot/van de kolossus een sekondewijzer smeden/ook hij die doodgoed doet goed dood///eveneens zij die hun ontwonden drijfveer/weer opwinden tegendraads en al de tarters/die uit hun kakement tempeesten en de getarten/die maar stilletjes met lede mond ons aanspreken///zij zijn mij welkom want met mijn dwaasheid alleen/moet ik mij alleen vermaken en verbazen/schijnen de grootste dwaas van alle dwazen/mij wanen de hoofdpersoon van het heelal/en dat verkeerd becijferd met een verdraaid getal'(bladzijde 319)