met ‘Verstrooiing'(Madame de Staël,Luther) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Zo kunnen studenten met een Aziatische achtergrond aan de universiteit van Ottawa met succes protesteren tegen de ‘culturele toe-eigening’ van yoga door het Westen:niet meer als een meditatievorm die geworteld is in een specifieke (religieuze)cultuur,maar als een techniek om de stress van het moderne leven te bestrijden. En ook in de literatuur steken dergelijke kwesties de kop op. Kan een blanke auteur zich wel inleven in het bestaan van een gekleurde persoon,zo vragen niet-blanke schrijvers zich af,en mag hij die daarom wel tot personage in zijn roman maken? Die vragen vloeien logisch voort uit de herwaardering van de eigen,onderscheidende identiteit die zich tegen het einde van de twintigste eeuw op een nieuwe manier tegen de gepretendeerde universaliteit van het denken ging verzetten. Feministische filosofen afficheerden zich uitdrukkelijk als vrouwelijke denkers,mensen van niet-blanke afkomst omhelsden hun ‘zwarte’ of postkoloniale identiteit,de Joodse filosofie emancipeerde zich onder die expliciete aanduiding. Te lang,aldus de Franse filosoof Jacques Derrida,heeft het westerse denken zich laten leiden door een stilzwijgende tweedeling waarin al deze categorieën als vanzelfsprekend in de marge werden geplaatst.'(bladzijde 144) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘Café De Groene Hond’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘behangen met lint en pluimen.en ik krijg/de poedelprijs.de likkende hond des huizes./heil.hier valt niets te vrezen.maar straks./hoe kan ik mezelf troosten in contreien die/chagrijnig kijken?hoe kan ik aan het werk'(bladzijde 214) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘aan de tropische pool’. ‘liefde wordt haar lichaam gewaar/als een tijger de oceaan/en het brullen van het bloed beantwoordt/het gebulder van de dood/oh verstolen prooi,oh buitenstaanders/buit die maar steeds naar mij staart/ik overweldig je nooit///in een oerwoud van beelden ben ik geboren/ik tastte naar de peer die de appel omvat/de wind lag als een gouden doos om mijn schouderblad/en aan mijn enkels ontkiemde het gevleugelde koren/maar nu ik leegte zie ben ik verloren///tenzij ik aan de dood voorbijga en terugkeer?/verwek weer het woud de oceaan van zinloos speelgoed/waarin ook de meest overwogen doodsgedachte al wikkend en wegend/ doodbloedt/met de blik van de hete sneeuwvlok die brandt in de vacht van de fakir'(bladzijde 342)