met ‘Het volk en zijn eigenheid'(Leibniz,Herder,Walter Scott) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Tegenover de ritmische schreeuw van het kind(Mein Vater,mein Vater!)spreekt de vader hem sussend en bemoedigend toe. Vergeefs. In de slotzinnen ‘bereikte hij zijn thuis,met moeite en nood/het kind in zijn armen was dood’. Goethe ontleende zijn gedicht aan een traditionele Deense ballade:een typisch volkse vorm die doordrongen was van het dreigende en duistere wereldbeeld van de traditionele mythologische cultuur. Met het heldere optimisme van de Verlichting heeft dit lied net zomin van doen als met de hoop dat de universele rede met haar licht alle duisterheid uit de wereld zal verjagen. Berlijn kon niet achterblijven. Een paar jaar later ging de grote Duitse opera ‘Der Freischütz’ van Carl Maria von Weber in première,eveneens gebaseerd op een volkslegende. De opera werd (en bleef)een doorslaand succes. Het oer-Duitse ‘Jagerskoor’ is het bekendste onderdeel uit deze opera. Natuurlijk had het volkse altijd al een plaats in de literatuur,het theater en zelfs de muziek gehad. Maar het werd zelden serieus genomen. Het vormde veeleer de tegenpool van de hoge,ontwikkelde cultuur die zichzelf niet alleen als oppermachtig,maar ook als universeel beschouwde.'(bladzijde 124) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘Le val d’enfer’. ‘In Les Baux onder een zomernachtelijk gesternte blijf ik op/een uit cipressenhout handgeschepte bank in de renaissance-/tuin van le Pavillon de la Reine Jeanne,een liefdestempeltje/waarin hoofse minnaars elkaar aanbaden,jalousie de métier,'(bladzijde 217)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘Het gedicht is eenzaam// voor gerrit kouwenaar’. ‘geen gedicht mag betogen/wil het slagen daarom/is mijn schrijftafel kleiner dan mijn hand///en is het grootste van grote woorden/schoon groter dan een grammofoonplaat/altijd iets kleiner dan gezonde longen///is het gedicht dan een hardloper?/heel vlug naar het dichtsbijzijnde/verwarmingsapparaat begeeft het zich steeds///geen echt sportief figuur dus/een kouwkleum een klein dier/dat zich hopeloos opblaast in doodsnood'(bladzijde 361) ‘Brul admiratie/heel de natie’