met ‘Het volk en zijn eigenheid'(Leibniz,Herder,Walter Scott)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Terwijl de Hoge Cultuur een kosmopolitische cultuur is,zoekt men het eigene in het volk dat de deugdzame charme van de eenvoud heeft:ongeletterd en dus onbedorven,zoals Rousseau al heeft benadrukt. Als ongecontamineerde oorspronkelijkheid stat het eigene ook dichter bij het onbevangen gemoed,dat ook van zijn kant de zo gezochte eigenheid belichaamt. En meer nog dan de emotie speelt daarbij de wil een hoofdrol,zo heeft de Russisch-Britse denker Isaiah Berlin in zijn talrijke ideeën-historische studies benadrukt. In de Romantiek,die zich met deze afkeer van het universele zal opstellen tegenover de Verlichting en haar eenheidsprincipe van rationaliteit,krijgt de wil tot het eigene een hoofdrol op zowel persoonlijk als collectief vlak. Vooral perifere naties bezinnen zich dan op hun nationale identiteit,die uitdrukkelijk wordt ingezet tegen de pretenties van de universaliteit,die men vooral belichaamd ziet in de Franse cultuur. Er is met die laatste dan ook iets vreemds aan de hand. Frankrijk heeft zijn eigen aard,zegt men dan,maar die probeert het aan de hele wereld op te dringen door het als de universele aard van de mensheid voor te stellen. Dat bezwaar wordt niet allen in Duitsland gehoord. Zelfs in Engeland,veelal gezien als het vaderland van omzichtige beleefdheid ‘par excellence’,deed zich dit gevoelen.'(bladzijde 129-130) Wordt vervolgd. Nu weer verder met het gedicht ‘De therapeutische spiegel’ van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. ‘je zwartgalligheid ontfronsen uit gesloten schaduw/roerig kolibries licht.zo,je fladdert uit pijnboom-/rijen,een bidvlucht tegen de doodswind in,almaar/opstijgend in de opstanding van ochtendrood,almaar/zonneklaarder wordend,al je kommer en kwel voorbij./ontwaakt,zou je je nog rekenschap geven van je her-/rijzen?zou je je later op de dag nog ernaar gedragen?'(bladzijde 220)Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘niemand weet waar hij aan toe is’. ‘messen scharen zagen priemen zachte violen/malve bossen onder de kalme wind/die regelmatig geblazen door een berenkind/uit het grote geheimzinnige oosten komt/en toen dora pimento thuiskwam/zag zij mijnheer pimento ver uit het raam hangen/en dacht en nu denkt zij er over na/en nu is het nacht de witte muizen zijn naar bed/de grijzen daarentegen vegen de vloer aan/en wassen de vaat en doen alles voor dora pimento/maar oh hoe jammer hoe klagelijk bitter dat zij/die berouw hebben en veel geween in de wereld/zoveel grappige dingen moeten missen/de bioscopen zijn voorgoed gesloten/en alle uitgelaten heren staan zwijgend tegen een blinde muur/de bisschoppen houden wel hun groot kruis open/en de deemoed kruipt door duistere paleizen gebogen derwaarts/maar ik professore alfredo oh nooit meer kussen zijn gouden tanden/oh oh una tristezza'(bladzijde 368)