met ‘Het volk en zijn eigenheid'(Leibniz,Herder,Walter Scott)van Ger groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ”Tegen het einde van de achttiende eeuw legden de Engelsen er steeds vaker de nadruk op hoezeer ze van de Fransen verschilden’,schrijft Stephen Miller in een boek over kunst van de conversatie. ‘Waren de Fransen beleefd – dat wil zeggen vielen ze graag in de smaak -,dan waren de Engelsen onbeleefd;ze waren niet onbehouwen maar ze probeerden niet uit alle macht opgewekt en vrolijk te zijn. Waren de Fransen kwebbelaars,dan waren de Engelsen zwijgzaam.’ Daar kwam nog iets bij. Al in 1787 had de schrijver en politicus Horace Walpole verzucht:’I do not dislike the French from the vulgar antipathy between neighbouring nations,but for their insolent and unfounded airs of superiority.’ Tegen het eind van de achttiende eeuw,aldus Miller,beschouwden veel Engelsen de Fransen als oppervlakkig en onbetrouwbaar. ‘En een teken van die oppervlakkigheid was hun geanimeerde conversatie.’ Ivanhoe Dergelijke grieven werden in Engeland niet voor de eerste keer gekoesterd,zo zou enkele tientallen jaren later de immens populaire Sir Walter Scott in herinnering roepen. De Engelsen hadden daarvoor al heel lang goede redenen gehad. In de elfde eeuw was het land binnengevallen door de Normandiërs onder leiding van Willen de Veroveraar,en na de slag bij Hastings in 1066 had de Normandische adel de Engelse Saksen met harde hand onderworpen.'(bladzijde 130) Wordt vervolgd. Nu weer verder met een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘Eindelijk bevrijd’. ‘Er was een tijd dat ik een hel op aarde onderging:/hartkloppingen,stuiptrekkingen.woorden stokten/me in de keel,in bed kermde ik de sint-vitusdans,/migraine-aanvallen,mijn gezicht was verdoofd./ik schreeuwde het uit.maar het schreeuwen leek/de pijn erger te maken,de afschuwelijke stank van'(bladzijde 222) Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘aan thea die dichteres wil worden’. ‘wat woorden/onder elkaar/ze doen het verdraaid/vaak samen goed///dichten in opdracht/van een zeepfabriek/of een alles verguldende mogendheid/gaat met gemak/goed getimed is/wat statistisch rijmt/en ons benijdt/zelfs de extaticus/’poetry of exactness’///ook lyriek en liefde/slaan gemakkelijk aan/op een puffende penis/gekoppeld aan de fiets van venus/rijdt men stevig naar parnassus///ongewervelde beestjes echter/zijn soms/echt eng/en ook het drijfijs/is nog niet ontdooid/achter het oor van de regerende grijsaard///maar wie voortfluit/gevoelig en koen/’het eeuwige thema’/met ‘heel eigen geluid’/blijkt geen ijdel poëet tuit/dus gerust je lipjes thea///maar eerst een zoen'(bladzijde 362)