met ‘Republicanisme en universalisme'(Rousseau,Kant)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘De duistere consequenties tekenden zich dan ook snel af. Een machtsideologie die in het bezit van de waarheid zegt te zijn maar niettemin moet constateren dat de werkelijkheid zich niet naar haar voegt,moet wel op zoek gaan naar de booswichten en saboteurs die ‘zich hebben vergist’ en van die mislukking de oorzaak zijn. Aan het einde van de zoektocht naar een objectief vaststelbare ‘volonté générale’ wacht het straf- of zelfs het concentratiekamp. Liberale democratieën hebben het dan ook over een andere boeg gegooid. Zij hebben de vraag naar de machtsuitoefening losgemaakt van de vraag naar de juistheid ervan door haar louter numeriek te laten bepalen. In een democratie beslist ‘de meerderheid’ wat er gaat gebeuren. Niemand die ‘het weet’:daarom hoeft ook niemand voor zijn stemrecht een akte van bekwaamheid af te leggen. De status van eenieder als rationeel wezen is daarvoor voldoende. Stilzwijgend schuilt daarachter de verwachting dat de ‘meeste stemmen’ het ook wel het beste zullen weten – maar enige garantie daarvoor is er niet. Gewoonlijk mag de democratie al blij zijn met de verwachting dat ‘de meerderheid’ zich niet zo snel zal overgeven aan rare bokkensprongen – ook al is zelfs dat niet altijd zeker. Burger zonder eigenschappen Wat heeft de achttiende-eeuwse politieke revolutie,in het voetspoor van Rousseau,nu betekend voor het beeld van de mens?'(bladzijde 116)Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Gedichten’. Titel ‘Zeezijdig’. ‘De zee,wijd en zijd haar lange gewaad schortend,/schommelt breedheupig door de brasserie van waaruit///ik haar ruimschoots bezie:een voering van geglansd katoen;/zwaarwichtig draagt zij toekomst in:witte netten die vol verte zitten.///Vakantiedrukte. Hommeles,zij veegt haar voeten aan mijn melancholie.///Daar daagt warempel met een warrelwind een waterwalsje wissewasjes op;/een onderonsje zomerlicht wiegelt mij los,godsliederlijk op wauw-vloer.///Zwierige serveerster die onvermoeibaar heen en weer glijdt,in hemelsnaam,/gun me nog een blik,vingerkoud. Ziezo zeezo,ik geloof dat ik helemaal fris ben.'(bladzijde 232) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Het overschrijven vervolgd. Leve Echo. Leve het project ‘de ondertiteling’. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ het gedicht ‘stadsbeeld’. ‘schemer hinderlaag en/trechter laat mij pauw en page/laat mij door///mij paait heet ’t/vuur paracleet papaver/narcotiseur///ik weet ’t feest/is efemeer voor de finale al/ga ik teloor'(bladzijde 399)