alleen een gedicht van H.C. ten Berge uit de bundel Poolsneeuw. ‘In de himalaya/////Elke paring smelt een zwarte minnaar/In het ijs///Schoksgewijs is het gras/Overmand,/Richt zich op schoksgewijs/(Maar ook schuchter)/De verliefde sneeuwman./Met geritsel roert zijn bruid zich/In haar vinnen/Die (verschrikkelijk)gekust zijn/En gehavend. lust staat er te springen/Als gevaarlijk kruit///Wijdbeens gaat de sneeuwman weer/Als bruid ligt het gras voor zijn hoeven./Wit van melk en tranen lekkend van de/Tienduizend besneeuwde maagden/Het gebergte als een tang opent haar dijen///Traag spreidt langs de flanken/Zich een druppel bloed'(bladzijde 8) Wordt vervolgd. Toch nog,omdat ik me beter voel van Lucebert het gedicht ‘vrolijk babylon waarin ik’. ‘vrolijk babylon waarin ik/met mijn tongklak als een behaarde/schotel met een scheiding woon/ik ben zo verwonderd overwon/derlijk kinderlijk/ik mij petergrad lucas pooldoof corejan/mal als mary wigman en veeg/teken als el greco/leef ik met de vertakte crapeaux/met de beboste weezees in de gekielhaalde/rookgordijnen van begoochelde fotoos/van de naaiekkere folls/9000 m hoge wierook/daar ben ik/boven ben ik/op ben ik/vaag vleselijk daarbovenop leef ik/met 10 maniakken in mijn rechterhand en 13 in/mijn breintuin lekker broos en beweeggeluk/goed als god/gespierd als spaanse peper/goed als god bestiert/goed als god bestiert/zijn bloedeigen land zijn vrome/en zijn diepe bodem/het teder sodom en ’t vrolijk babylon’ (bladzijde 432)