met ‘Tegenstrijdig – en onvoorzien'(Besluit) van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Is de mens een wezen dat in weerwil van zijn fysieke verschijning in zijn wezen vrijheid bergt,zoals we kunnen lezen bij Kant en – op een geheel andere manier – bij Sartre? Is hij een politieke soeverein/ Een kunstenaar in de dop? Bestaat hij pas in zijn subjectiviteit,of juist in de gevoeligheid die hij dwars door zijn geciviliseerde gedragingen heen koestert voor de woestheid van de werkelijkheid? Is hij het wezen dat zijn eigen wereld en toekomst maakt,of kan hij zichzelf alleen voor de ondergang behoeden door te luisteren naar wat de wereld hem toefluistert? Is hij een teken in een anoniem systeem,of weet hij daarbinnen toch een eigen stem te laten horen? Siddert hij onder de blik van de ander,of weet hij zich tegenover diens gelaat juist een werkelijk mens geworden? Kakofonie Al die vragen zijn in de loop van de geschiedenis te horen in een verwarrende kakofonie rond het mysterie dat in dit boek centraal staat:’wat zijn wij mensen eigenlijk voor wezens/’ en meer en meer ook:’Wie ben ik eigenlijk?’ Er heeft zich een grondige onzekerheid van ons meester gemaakt over onze plaats en bestemming in de werkelijkheid – en dus ook over de aard,zin en begrijpelijkheid van die werkelijkheid zelf.'(bladzijde 335) Wordt vervolgd. Nu weer een gedicht van Mark van Tongele uit de bundel ‘Ademruis’. Titel:’Het lezen van een gedicht’. ‘Door het volume lucht in de taalzwemblaas,/die soms tot long en soms tot klankkast dient,///te veranderen,kan een gedicht zijn soortelijk gewicht/wijzigen om naar willekeur te drijven of te zinken.///Lezers met ondervinding regelen de lengte van hun lijn/namens de diepte waarop de verzen leven die ze willen vangen.///Onder de huid en de schubben bevindt zich een massa spieren,/verspreid over woordsegmenten die de honger aanslaan.///Stemvorken. Het zijn de filets die letterlijk zo gemakkelijk/loskomen als het poëem in de hersenpan wordt gefrituurd.'(bladzijde 21) Dit is het gedicht. Wordt vervolgd. Een bijzonder woord. Uit de bundel ‘Lucebert verzamelde gedichten’ de woordgroep ‘je bent mijn ogenblikkelijke duif’.(bladzijde 213)