met ‘Zekerheid weggeslagen – en herwonnen'(Clemens non Papa,Descartes,Anselmus)van Ger Groot uit het boek ‘De geest uit de fles'(Hoe de moderne mens werd wie hij is). ‘Een mens kan zich vergissen:om die reden is zijn hele zoektocht naar een absolute zekerheid nu juist begonnen. Het scherpst blijkt dat wel uit de notie ‘volmaaktheid’ zelf. Uit het onvolmaakte kan het volmaakte niet worden afgeleid,zo stelt Descartes vast. Althans niet zonder dat iemand zelf reeds over een beginsel van volmaaktheid zou beschikken. Dus moet die notie – net als alle andere heldere,dus volmaakte ideeën – bij voorbaat in het denken zijn neergelegd of ingeschapen. En wie zou dat anders gedaan kunnen hebben dan God,die immers de volmaaktheid zelve is? Maar bestaat God dan? Jawel,zegt Descartes. Want als God een wezen is dat in alles volmaakt is,dan moet dat wezen ook onafhankelijk (van mij)kunnen bestaan. Afhankelijkheid wil immers zeggen:niet-volmaaktheid. Dus kan Descartes daarmee meteen de tweede stap zetten in zijn axiomatische redenering. Nadat hij eerst uit de twijfel het bestaan van het ik heeft afgeleid,heeft hij nu ook tot het bestaan van God kunnen concluderen,en wel vanuit de denk-notities die het twijfelende denken in zichzelf terugvindt,Ik,de onvolmaakte,ben afhankelijk van God,wil ik überhaupt begiftigd kunnen zijn met heldere en duidelijke (volmaakte)ideeën.'(bladzijde 35) Wordt vervolgd. Nu een gedicht van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’. De verzamelbundel is gepresenteerd op 2 maart 2019 in Perdu. Anneke Brassinga sprak die avond. Zie haar blog!! Uit ‘fier miniature’ twee gedichten. ‘hurkend op lijf/schortend/de hemel in’.(bladzijde 21) Nummer 2:’weegt hij zijn hand/dan is die/onbeschrijflijk teer/en licht als lijk/de holle'(bladzijde 22) Dit waren twee gedichten. Wordt vervolgd. Nu weer van Lucebert een gedicht uit de reeks ‘bühnescreens’ uit de verzamelde gedichten. ‘I///de vierarmige/ga er weer eens helemaal uit/verlaat die stoffige stinkende kamer/rook dood spek tienduizend boeken/en nauwelijks hersens/frisse lucht zal u goed doen/adem diep en adem dieper in/goed zo/maar pas op – struikel niet over de vuilnisbakken/of over die stotterende snotpegelige keutels die/met hun pisbroeken haast liggen/vastgeplakt op het asfalt'(bladzijde 512)Het gedicht is nog niet af. Wordt vervolgd.