een paar gedichten van b.zwaal uit de bundel ‘zeesnede’ gedichten 1984-2019. ‘waar de wind roert/angst strak de gierkabel snaart/en de veerlieden/zwijgen/spuwt/het stuurloze water/een noot uit/die zich te land ontpelt/en droogt tot rimpelschuit noach/gans het land behoudt'(bladzijde 343) ‘de tuin gebruikt mij/hij is een oude spade/die mij beveelt/kromrug///ik weiger klei/klei breekt steel en blade///ik min het lieve veen/of ’t scherpe loon van ’t zand/dat om mijn schepsel bladert///vrij vloeit een bron/de tuin vermaakt mijn spade'(bladzijde 344) ‘stad ontdoekt zich van ’t scharlaken/marmert borsten voor de rouw///het wijnhuis weent vaten/ontsteken zijn ogen/in duigen///de kaden zijn verlaten///blik schaatst laag over de vliet/waar wintert zich in water giet'(bladzijde 347) ‘aardebegeerder valrijp/terlets paars reikt hier aan wel gefrankeerde benen/die zoeken de lucht af/het ijlig pardoese post hen/in weefwieken verwijlen zij,roepluchten worden aanbeden/vluchtasters bloeien zo mooi in herfstkelige zon/ga uw sprongen te buiten/chutist'(bladzijde 348) Dit zijn de gedichten. Wordt vervolgd.