‘///buiten zouden de sterren gaan ritselen/en we zouden horen/hoe de nacht als een wind de bomen vouwt/de hond van een buurman blaft of hoest/met een mistige adem,een natte vlag,in de keel/ de nacht,de nacht van praten en van stiltes/van wijn en filosofie en vrouwen en voornemens’ (bladzijde 106) Wordt vervolgd. Het gedicht is nog niet af.