Weer verder met het essay ‘De laatste mond’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘De Etna is de wijdgeopende mond waaruit niets anders opborrelt dan het onbegrijpelijke gedonder vanuit een onkenbare wereld, een onderwereld die aan het daglicht treedt, het grote Buiten dat vuur en vernieling zaait – is er een beter en prangende beeld te bedenken voor de mond van het goddelijke, dat verschrikkelijk was en is in de tragedie? Die wijd geopende, gruwelijke mond van de Aarde, die Holderlin bleef aangapen telkens als hij zijn held Empedokles wou laten springen, verdwijnen in de opening van de Onmogelijke Taal. De laatste mond, die wijdopengesperd blijft weigeren een antwoord te geven (opnieuw: de schreeuw van tweeduizend jaar theater). Een mond die net zo goed een vurig aarsgat is, maar ook de wijdopengesperde bek van de mekkerende bok uit de dionysische lezing van de tragedie/parodia.’ (Bladzijde 267-268) Dit is fragment 128. Wordt vervolgd.