Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Het koor bezingt en belichaamt de ‘exterioriteit’ van de kern van het tragische bestaan: alles wat ons werkelijk, in de diepte bepaalt, lijkt ons te ontsnappen. Er is niets zo vreemd aan het tragische subject als een cartesiaanse poneren van het eigen denken, ook al lijkt Antigone iets dergelijks te doen. Maar wat Antigone bevestigt is, zo benadrukt ook De Kesel, de eindigheid van elke wet. Dit onmogelijke zegbare bevestigt alles wat in de schaduw van het gebeuren als duistere macht aan het werk is, en het vormt daarom de megafoon van het omineuze zwijgen omtrent onmogelijke goden en mogelijke mensen. Het toont, door zijn externe positie, dat wat werkelijk gezegd kan worden over het leven, volgens de antieken eigenlijk ergens achter, boven of buiten het toneel van het concrete leven plaatsgreep en daar alle handelingen reduceerde tot de pijnlijke illustratie van een casus. Toch was de tragedie ook een speelveld waarop de mens modern leerde worden: enerzijds streed hij tegen de archaïsche absurditeit van wrekende en nabije goden, anderzijds probeerde hij daar als individu iets tegen te doen.’ (Bladzijde 275-276) Dit is fragment 11. Wordt vervolgd.