Weer verder met het essay ‘Het zwijgen van de tragedie’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’. ‘Schlegel definieert de ‘onderbreking van de actie’, waardoor het koor satirisch commentaar kan geven, als een vorm van dramatische ironie (dat is de ironie die de kijker of lezer toelaat dingen te weten die het personage zelf (nog) niet doorheeft). Hij noemt dit parekbasis. Hij heeft het over een daadwerkelijke insnijding, een cesuur, waar het hele stuk eigenlijk tussen haakjes wordt geplaatst, tijdelijk opgeschort. Het koor kwam daarbij letterlijk naar voren op het proscenium. Hier zien we dus, in aanvulling op Holderlins definitie van de cesuur als ‘tragisch transport’ , merkwaardig genoeg een cesuur als ironische essentie. Deze ironie, waarin het hele stuk wordt gerelativeerd, en die we dus de ‘literaire’ ironie noemen, staat tegenover de socratische ironie, die beoogt aan wereldverklaring bij te dragen. Men zou kunnen zeggen dat de filosofische ironie helderheid nastreeft, en de literaire op de ondoorgrondelijkheid van de wereld wil wijzen. In feite gaat de strijd tussen Hegel en Schlegel dus ook over een optimistisch versus een pessimistisch wereldbeeld.’ (Bladzijde 279) Dit is fragment 18. Wordt vervolgd.