Weer verder met het essay ‘De glottis als afgrond. Over het hiaat in Paul Celans lyriek’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘het zwijgen van de tragedie’.
‘Dat heeft een effect dat vergelijkbaar is met dat van de onstabiele camera, die naderend onheil of verwarring suggereert. Celan kon zijn gevoel, dat de breuk met Heidegger aangaande zijn Holocaust-trauma niet te helen viel, niet uitdrukken door het in gewone taal te beschrijven; het moest radicaler, voelbaar tot op het bot. De taal moest zelf gaan dwalen om duidelijk te maken dat dit vreselijk mislopen van de essentiële ontmoeting met de waarheid eigenlijk niet te beschrijven was, alleen te ondergaan. Vandaar dat de werkelijke toedracht van deze tragedie zwijgt doordat het gedicht haar op die gebroken manier te berde brengt. Het besef van de breuk wordt bij Celan gesublimeerd in de techniek van het gebroken gedicht. In een dergelijke taal moet het leven dus wonen – maar dat kan het niet. Celans zelfvernietigende raid op het Duits dat hij zo liefhad is tegelijk zijn grootste prestatie als dichter, want het openhouden van de wond gebeurde met een chirurgische acribie, en leverde een nieuwe, pijnlijke schoonheid op. Hij heeft de onmogelijk na te vertellen tragedie van zijn leven tot goud gekookt, er een sjibbolet van gemaakt – een sprong in de open, ademende glottis die spreekt naarmate zij zwijgt.
2
‘Door zich tot een concrete andere te wenden, snijdt men de vleugels van het vers.’ Osip Mandelstam
‘La poesie ne ’s impose plus, elle ’s expose.’
Deze uitspraak in Celans nalatenschap, opgenomen in ‘Faksimiles’ bij deel drie van de ‘Gesammelte Werke’, bevat op zich al de hele meerduidigheid die uit nagenoeg elke regel van deze dichter spreekt.’ (Bladzijde 65-66) Dit is fragment 18. Wordt vervolgd.