Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘In de Duitstalige literatuur gaat het soms om een zwijgen dat naar de onvatbaarheid van een landschap en eenzame wandelingen verwijst, een ervaring die in waanzin dreigt uit te monden: de schrijver Robert Walser verdwalend in de sneeuw, Lenz die in Georg Buchners gelijknamige novelle ronddoolt in de bergen terwijl het hem spijt ‘dat hij niet op zijn kop kan lopen’, Georg Trakl spokend als een outcast, Paul Celan op zoek naar sporen in zijn hoofd van zijn verloren geboortestreek; de psychiatrische patiënt Ernst Herbeck rondstommelend op zijn wandelingen buiten Wenen. Vormen van verdwaald raken, doodlopende wegen die veelzeggend zijn. Wandelen en verdwalen lijken dan een beeld voor het verdwalen in de taal zelf.
Sommige literatuurcritici verbinden deze landschapsallegorie dan ook met de befaamde dwaalfilosofie van Heidegger, de filosoof die voor zijn denken allerlei woud- en veldmetaforen inzette. Denken lijkt dan zoiets als het opzettelijk opzoeken van ‘Holzwege’ (paden die in kreupelhout doodlopen), het zoeken naar de open plek (‘Lichtung’) in het bos, waar dan het inzicht wacht. Verwarrende metaforen, want ze getuigen van een verloren, duister-arcadisch landschap vol schimmen zoals het tijdens de Romantiek opdook, terwijl het veelbetekenende zwijgen van die dichters toch ook reeds een modern levensgevoel uitdrukte. Zwijgen is natuurlijk ook altijd de eerste stap naar mystieke meditatie geweest.’ (Bladzijde 17-18) Dit is fragment 7. Wordt vervolgd.