Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Zwijgen totdat het landschap zelf iets lijkt te tonen van de eerste blik die men als kind had nog voor men begon te spreken. Zoals we weten antwoordt de natuur niet wanneer de vraag wordt gesteld naar het hoe en waarom; iedereen kent het eerste grote moment van atheïsme, zoals Blaise Pascal dat ervoer toen hij zich realiseerde dat de sterren nooit zouden antwoorden. Het gaf hem de daver op het lijf. Wie deze ontstelde blik naar binnen, naar de eigen gedachten richt, vindt daar eenzelfde zwijgen: er is geen antwoord op de fundamentele vraag waarom de mens er is, de natuur er is, of, nog radicaler en opnieuw met Heidegger, waarom het bestaan zelf bestaat. Het antwoord is altijd een zwijgen dat iets lijkt te willen zeggen, iets wat uit de kloof in de gedachten opstijgt, een kopnaad waarin men niet kan kijken zonder te duizelen. Zoals een andere figuur die door de waanzin van zijn onvermogen wordt aangetast, Buchners Wozzeck, het zegt:’De mens is een afgrond, men duizelt als men erin kijkt.’
Een van de bevreemdende korte gedachtes van de schizofrene Oostenrijker Ernst Herbeek, die als dichter onder het pseudoniem Alexander publiceerde, begint als volgt:
Sprachlosigkeit
Sprachlosigkeit kommt vom
vielen studieren in der Schule.
Hiermee wordt op een onschuldig ogende manier een veroordeling van de schoolse kennis uitgesproken; dat is vreemd, want men heeft ons altijd geleerd dat juist de kennis ons kon bevrijden van sprakeloosheid en onmondigheid.’ (Bladzijde 18) Dit is fragment 8. Wordt vervolgd.