Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
’Op vakantie zijn. Vakantie,’ bedenkt W.G. Sebald wanneer hij samen met de gestoorde dichter Alexander terug naar de instelling wandelt. Holderlin zweeg de helft van zijn leven, vijfendertig jaar lang. Was Herbecks vreemde ‘Sprachlosigkeit’ een vorm van terugtrekking zoals die van de late Holderlin, een ‘Selbstvergessenheit’ die eigenlijk een bevrijding betekende? Zijn dergelijke geesten opgesloten en bevrijd tegelijk? ‘De “Selbstvergessenheit” krijgt de status van bevrijd spreken,’ merkte Ton Naaijkens op over de al even zwijgzame poezie van Paul Celan. Verzwijgen lijkt dan al haast een manier om uit een te nauwe identiteit te breken (want wie spreekt meet zich telkens noodgedwongen weer een identiteit aan – men kan zich voorstellen dat men die beu kan worden).
Georg Büchners Lenz heeft het voortdurend over deze angst: hij noemt het soms een afgrond, ‘waar een waanzinnige lust hem ertoe bracht steeds weer naar beneden te kijken en deze kwelling te herhalen. Toen werd zijn angst groter, de zonde tegen de Heilige Geest stond voor hem.’ Tevoren had hij hard moeten lachen, en ‘bij het lachen greep het atheïsme hem en pakte hem heel zeker en rustig vast’. Maar ’s anderendaags is er slechts leegte die hem verkilt. Zo ook verlangt Lenz ‘op zijn hoofd te kunnen lopen’, met ‘de hemel als afgrond onder hem’ – zijn verlangen naar transcendentie vormt zelf de afgrond, waarin alle betekenissen worden opgeslokt.’ (Bladzijde 10-20) Dit is fragment 10. Wordt vervolgd.
Dit overschrijven is nog steeds onderdeel van het project ‘Hommages’ waaraan ik werk. Dit overschrijven noem ik ‘Ondertiteling’. Ik ben bezig met Stefan Hertmans maar tegelijk met Holderlin en Celan. Hertmans schrijft als geen ander over deze schrijvers. Ondertussen verdiep ik me steeds meer in de schrijvers. Ik dompel me onder in hun werk, de hommages komen dan vanzelf bovendrijven, of niet!!!