Weer verder met het essay ‘Een wak in het spreken’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Waarin verliest het zelfbeeld van Lenz zich, en hoe is de natuur zo gedeformeerd geraakt, dat zij niet langer, zoals in de scholastiek, een spiegel is van God, maar van de afgrond in het menselijk begrip? Wat wordt in de ondraaglijk geworden stilte op de horizon nog afgebeeld, dat het zo ver voorbij de woorden ligt?
‘De wereld die hij had willen dienen vertoonde een geweldige barst.’
Wie het spreken verloren is, verliest zijn plek in de wereld, waarin taal in de eerste plaats dient om aan te wijzen, van een plaats te voorzien. Hij wordt een outcast, een paria buiten de ‘sfaira’ van de taal, zwervend zonder eenduidige identiteit. Holderlin duidde zichzelf tijdens de periode van zijn decennialange zwijgen (die men zijn ‘Umnachtung’ noemde) aan met de naam Scardanelli. Hij schreef nog een aantal cryptische, bevreemdend eenvoudige en toch onvatbare landschapsgedichtjes die op zich al ten hemel schreien dat hij het niet meer gezegd krijgt. Maar het zwijgen dat al lang had gewoekerd in zijn grote hymnen en elegieën – ik bedoel al het krankzinnig verhevene dat hij versleuteld had opgeborgen in zijn hooggestemde, versluierde gedichten – dat brak pas ten volle door in het grote alleseter-woord waarmee de eenzame oudere dichter zijn schaarse bezoekers van antwoord diende als hij eigenlijk wou zwijgen. Dan sprak hij namelijk maar een woord: ‘Pallaksch’. Geen mens die weet wat het betekende, maar dit onzin-woord is uitgegroeid tot het symbool van alles wat Holderlin niet meer gezegd kreeg. Maar het is ook veel meer: het leek een onverstaanbare echo, de duistere achterkant van de overspannen, idealistische tijd van Schillers humanisme, Goethes vooruitgangsgeloof, de peptalk van de Duitse nationalistische studentengemeenschappen, het ten onder gaan van de idealen van de Franse revolutie. Dit on-woord is het symbool voor de duistere achterkant van de Verlichting, sleutel tot een woud van ondoordringbare herinneringen, onleesbare letters, verheven, tragisch en hermetisch als een betoverd bos.’ (Bladzijde 24-25) Dit is fragment 15. Wordt vervolgd.