Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Ook in de taal kiest Antigone voor de ‘negatie in haar affirmerende destructie’ – omdat ze auto-nomos denkt, valt ze terug op de ongeschreven rechten, de wet van familie en mededogen, bloedverwantschap – kortom: alles wat tot het archaische, vergeten kluwen aan de onderkant van de codex hoort. Ze sluit de rangen van de familie tegen de open wereld van het rottende lichaam en de dood. Ze sluit die stinkende wonde af met haar eigen dood, als pharmakon, als genezend nee-woord tegen de wereld. Deze bloedwet is ‘agrapta’. Hij kan niet zwart op wit aangevoerd worden als bewijsstuk in een rechtszaak. Hij steunt op het geheugen. Als de tegenpartij dat geheugen niet deelt, is de zaak verloren. Antigone keert zich tegen de geschreven wet en neemt het op voor de wet van de mondelinge overlevering – de wet van de ervaring, niet die van de norm. Door deze keuze moet ze de geschreven taal wel ‘deconstrueren’ en de orale traditie in ere herstellen. Tegenover de inscriptie stelt ze de agrapta nomina; tegenover de codex het verhaal; tegenover de norm de naakte ervaring; tegenover de Logos de Ereignis. Ze eigent zich Polyneikes’ lot toe op basis van wat nooit geschreven werd, maar wat in het lichaam altijd al ingeschreven was: de wet van bloedverwantschap. Het recht om niet bovengronds te hoeven rotten. Antigone weert zich tegen deze rottende Groet Broer. Ze is de ‘zuivere zuster’ (zo noemt Goethe haar in een gesprek met Eckermann). Haar liefde betekent ook haar respect voor de dood.’ (bladzijde 176-177) Dit is fragment 75. Wordt vervolgd.