Weer verder met het essay ‘Ongeschreven wetten’ van Stefan Hertmans uit de bundel ‘Het zwijgen van de tragedie’.
‘Wolfgang Binder:’Antigone betekent “zij die in de plaats geboren werd”, de “vervangdochter”. Als iemand een kind verloor en vervolgens een ander kreeg, werd het zo genoemd.(…)Maar anti betekent ook “tegen”. Wellicht hoort Sofokles in Antigone zij die geboren is om tegen te zijn – tegen de wetten van mensen, tegen de willekeur van schijnrecht.’
Maar stel dat Antigone inderdaad een dochter is die een dode voorgangster moet vervangen: dan heeft ze een spookzuster naast Ismene. Het is bekend dat mensen die de naam van een dood broertje of zusje krijgen hun hele leven het gevoel hebben dat er iemand is die hun ademt keurt; de dode is een incarnatie van hun andere mogelijkheid. Ze voelen zich beloerd, en ontwikkelen vaak een angstig gevoel voor hun eigen intuitie: wil hij/zij me iets zeggen? Besta ik ergens in een andere vorm? Wat of wie is die jonge dode in mij, die in mijn plaats had moeten leven? Overal zien ze tekens van deze kiem van de gestorvene in hun leven. Hun morele houding heeft iets schuldigs, en de gedachte aan de dode wiens/wier leven ze moeten goedmaken, drijft hen van dilemma naar dilemma.
Hoe aandoenlijk zijn al die pogingen van het humanistisch denken om de tragedies te vermenselijken – ze doden de ‘goddelijke paring’ waarover Nietzsche het had. Christa Wolf met Medea, Bauchau met Antigone: ze dresseren de tarantalu en zijn fier op hun gedresseerd huisdier. Psychodrama… Maar met morele middelen bereik je de tragedie niet. Je moet een woord rood verven. Je moet je wachtend opstellen aan de eindhalte van de verschrikking, op deze vrouwen wachten tot ze eraan komen, en hun verhalen aanhoren. Omdat het oorlogsterrein van hun passies onbetreedbaar is, moet je wachten bij de grens.’ (bladzijde 187-188) Dit is fragment 86. Wordt vervolgd.