Weer verder met het essay ‘Holderlins late hymnen’ uit de
bundel ‘In het licht van de letter.
‘Men zou, zij het met voorbehoud, over de ironie van de geschiedenis kunnen
spreken, wanneer men het parcours van Holderlins eerste ‘lettre d’amour’
aan het Duitse volk (wie of wat dat in 1802 ook mag geweest zijn) poogt te
reconstrueren. Niet alleen heeft de uitgever Wilmans Holderlins ‘adressen’
aan de Duitsers nooit verstuurd; misschien heeft hij het manuscript zelfs nooit
onder ogen gekregen. De Friedensfeier – hymne is bovendien slechts in 1954(!) in
de Verenigde Staten(!) opgedoken en gekocht door een Engelse boekhandelaar, die
het aan de germanist Michael Hamburger bezorgde. En ondanks de niet mis te
verstane boodschap van liefde en collectief begrip die door de hymne wordt
uitgesproken, heeft deze tekst een van de meest verhitte en misschien zelfs
misplaatste discussies in de Holderlin-receptie uitgelokt, de zogenaamde
‘Streit um die Friedensfeier’ . Over het lot van geschriften gesproken… De
beroemde verzen “Seit ein Gesprach wir sind” en “Bald sind wir aber
Gesang”, die de kern van “Friedensfeier” uitdrukken, liggen sindsdien op
vele lippen. Of ze gearriveerd zijn, is echter een andere vraag; net zoals de
vraag of een dergelijke tekst ooit zijn bestemming bereiken kan in een tijd –
Holderlins “Zeit” of de onze of “tijd” tot court – die naar Holderlins
eigen zeggen wezenlijk gekenmerkt is door het onvermogen “etwas treffen zu
konnen, Geschick zu haben, da das Schicksallose, das dusmoron unsre Schwache
ist” (Anmerkungen zur Antigone). Holderlin wilde m.a.w. teksten schrijven,
“welche die Zeit Angehen (sollen)”, d.w.z. die de tijd zouden (be)treffen en
waarvan de tijd dus niet enkel bestemmeling maar in zekere zin ook subject zou
zijn. Maar dat verlangen wordt gedwarsboomd door de ervaring dat de eigen tijd
gestempeld is door onverstaanbaarheid, de onleesbaarheid van de stempel zelf die
als litteken zonder herkenbare oorsprong of zin ‘onbestemd’ geworden is:
Warum zeichnet wie sonst die Stirne des Mannes ein Gott nicht/Druckt den Stempel
wie sonst nicht der Getroffenen auf?” (Brot und Wein, v. 105-106). Tussen
‘treffen’ en ‘getroffen – zijn’ gaapt een kloof die het parcours
fundamenteel laat ontsporen.
Het tweede ‘Fliegende(s) Blatt is een echte brief, bij wijze van spreken.’
(Bladzijde 59) Dit is fragment 2. Wordt vervolgd.