Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘Vroeger en nu
In vroeger dagen was ik des ochtends blij,
des avonds treurd’ ik, – thans, nu ik ouder ben,
begin ik twijflend aan mijn dag, maar
heilig en helder is mij zijn einde.’
Dit is gedicht 8. Nu gedicht 9;
‘De kortheid
“ Waarom zijt ge zo kort? hebt ge dan niet meer lief,
zoals eens, het gezang? Toen ge nog jongling waart,
in de dagen van hoop, vond
Gij al zingend het einde nooit!”
Als mijn lied mijn geluk! – Wilt g’ in het avondrood
heerlijk baden? o wee, weg is ’t, de aarde koud,
en de vogel der nacht vlerkt
onheilspellend langs uw gezicht.’
(Bladzijde 79 en 81) Dit zijn gedicht 8 en 9. Wordt vervolgd.