Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
Verder met
‘De dood van het vaderland
Gij komt, o slag! reeds golven, een stroom gelijk,
omlaag de jongelingen, omlaag in ’t dal,
waar zelfbewust de wurgers dringen,
zeker van ’t krijgslot, maar even zeker
komt over hen de zielskracht der jonglingen,
want die rechtschaap’nen slaan hen als tovenaars
en van hun vaderlandse zangen
knikken de knieën der schaamtelozen.
O neemt mij, neemt mij mee in uw rijen op,
dat ik niet sterven moet een gemene dood;
vergeefs te sterven wens ik niet, maar
sneuvelen wil ik aan d’ offerheuvel
voor ’t vaderland, ja storten mijn hartebloed
voor ’t vaderland – o weldra, geliefden! zal
ik tot u komen, die mij leven
leerdet en sterven, gij daar beneden!
Hoe vaak heb ik verlangd, u in ’t licht te zien,
gij helden en gij dichters van vroeger tijd!
Nu groet gij vriendlijk de geringe
vreemdling, en broederlijk is ’t hier bij u.
En zegeboden komen omlaag: De slag
is ons! – Zo leef dan boven, o vaderland,
en tel de doden niet! Voor u is,
lieve ! Niet één man te veel gevallen.’
(Bladzijde 121) Dit is gedicht 26. Morgen verder met ‘Aan prinses Auguste van
Homburg’.