Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’ vertaald
door Ad den Besten.
Verder met
‘Gezang van de Duitser
O heilig hart der volken, o vaderland!
als Moeder Aarde zelf zo geduldig en
alom miskend, al putten uit uw
diepten de andren het allerbeste!
Zij oogsten de gedachte, de geest van u,
zij plukken graag uw druiven, toch honen zij
u een misvormde wijnstok, wild en
weifelend over de aarde kruipend.
Land van de hoge, ernstiger genius!
gij land der liefde! wel ben ik d’ uwe, maar
vaak heb ik wenend getoornd, dat
altijd weer laf gij uw ziel verloochent.
Nochtans verbergt g’ uw schoonheid niet gans voor mij;
hoe vaak niet stond ik hoog op een lichte berg,
met in de diepten onder mij de
groenende weidse landouw, en zag u.
En liep langs uw stromen, dan dacht ik u,
terwijl in ’t wilgebosje de nachtegaal
haar teder lied uitzong en op de
scheemrige bodem de golfslag stilhield.’
(Bladzijde 127) Dit is gedicht 29. Morgen verder met dit gedicht, ‘Gezang van
de Duitser’.