Weer verder met ‘Gedichten van Friedrich Hölderlin’
vertaald door Ad den Besten.
‘Menons weeklachten om Diotima
3
Gouden licht van de liefde! zo schijnt ge dan ook voor de doden,
beelden uit betere tijd, licht ge mij voor in de nacht?
Lieflijke gaarden en gij, in ’t avondrood gloeiende bergen,
weest gegroet, en ook gij, zwijgende paden van ’t bos,
maar weest niet minder gegroet, gij sterren, hoogschouwende, die mijn
zaligheid zaagt en u vaak zeeg’nend mij toe hebt gewend,
en gij minnenden ook, gij schone kindren der meimaand,
stille rozen en gij, lelies, u noem ik nog vaak!
Wel gaan de lentes heen en de jaren verdringen elkander,
tumultueus trekt de tijd, zie, in de hoogte voorbij
boven ons sterfelijk hoofd, maar niet voor zalige ogen:
aan de minnenden viel ánder leven ten deel.
Want zij alle, de dagen en jaren der sterren, zij waren,
Diotima! om ons innig en eeuwig vereend.’
(Bladzijde 167-169) Dit is gedicht 42. Morgen verder met dit gedicht.